Het doel en de bestemming van de Kerk is dus niet de Kerk zelf, maar Jezus’ boodschap over Gods komende Rijk. Volgens het decreet over het lekenapostolaat van Vaticanum II, Apostolicam actuositatem, omvat de zending van de Kerk twee domeinen. De ene is het missionair-mystagogische: de Kerk brengt mensen in contact met Jezus’ boodschap, en wekt geloof, hoop en liefde bij mensen binnen en buiten de Kerk. De andere is het missionair-diaconale: de Kerk brengt de wereld in contact met Jezus’ boodschap, door de samenleving te doordesemen met evangelische waarden.
Een zending met onderscheiden taken
Hierbinnen spelen priesters, religieuzen en lekengelovigen op een eigen wijze een rol. De gezamenlijke zending heeft dus onderscheiden taken, die op elkaar moeten worden afgestemd. Want alleen in een goede onderlinge omgang en met respect voor ieders eigenheid, kan de Kerk als geheel haar opdracht vervullen en het evangelie zichtbaar maken.
Aspecten van kerkelijk leven
Het Kerk zijn omvat zo meerdere aspecten: de Kerk als instituut, de Kerk als geloofs- en liefdesgemeenschap, de Kerk als beweging en als organisatie. Bij elk aspect wordt een ander accent het belangrijkste gevonden binnen het kerkelijke leven: de orde en het recht, het gevoel van warmte van de gemeenschap of de dynamiek van de beweging. Toch heeft de Kerk, als ze het evangelie zichtbaar wil maken in de wereld alle aspecten nodig. Gezamenlijk kunnen ze bijdragen aan het geloven van mensen binnen en buiten de Kerk en aan een barmhartiger en rechtvaardiger samenleving.
Eenheid en verscheidenheid
Bij de gelovigen als geheel spreken we van het algemeen priesterschap. Want alle gelovigen, leken en ambtsdragers, zijn geroepen om het evangelie te verkondigen en zichtbaar te maken. Het eigene van de roeping van de leek is het seculiere karakter. De taak van de leek vooral ligt in de heiliging van het leven in de wereld. Hij is geroepen om het leven in de wereld als het ware van binnen uit te bezielen met evangelische waarden. Zij zijn geroepen om getuigen en levend werktuig te zijn van de Kerk, binnen die plaatsen en omstandigheden waar vooral leken toegang hebben en waar alleen zij ervoor kunnen zorgen dat het evangelie zout der aarde kan worden. Binnen de moderne tijd met de autonomie van de verschillende maatschappelijke domeinen wordt de taak van de leek dus urgenter. Bij de herders van de Kerk (paus, bisschoppen, priesters) spreken we van het ambtelijk priesterschap. Dit ambtelijke priesterschap is dienstbaar van aard. De herders hebben een pastorale, een onderwijzende en bestuurlijke taak. Ze moeten de gelovigen zo begeleiden, onderrichten en besturen, dat heel het gelovige volk aan de heilszending mee kan werken.
De Kerk als instituut
Bij het institutionele van de Kerk gaat het om het terrein van de orde en het recht: om de geformaliseerde patronen, verhoudingen, rollen en relaties. We kunnen daarbij denken aan de competenties van een bisschop of aan het kerkelijke recht en leergezag, maar ook aan de bevoegdheid van het parochiebestuur, de afspraken met de jongerengroep of de inbreng van de werkgroep diaconie in de parochie. Bij het institutionele gaat het kortom om dat wat vast is gelegd en af is gesproken. Het institutionele aspect zorgt ervoor, dat mensen en groepen binnen de Kerk met elkaar kunnen samenleven en werken. Het zorgt ook voor continuïteit van de organisatie en van de identiteit van de traditie. Bij het zoeken naar nieuwe wegen om het evangelie te vertolken, zorgt het institutionele aspect voor de continuïteit tussen het eigentijdse geloof en het geloof van de eeuwen. Als het institutionele aspect niet in evenwicht is met de andere aspecten, kan het als een bron van verstarring worden ervaren.
De Kerk als gemeenschap
Bij de Kerk als gemeenschap gaat het om de relaties tussen de gelovigen onderling die elkaar kennen, maar ook om het met elkaar gedeelde sociaal en cultureel klimaat. Dat geeft een gevoel van vertrouwdheid en warmte. Binnen de Kerk als gemeenschap kunnen diverse subgroepen en netwerken zijn, en men kent elkaar niet allemaal persoonlijk. Toch is men samen thuis onder de koepel van het gedeelde sociale en culturele klimaat. Een risico van het gemeenschapsaspect is, dat mensen die niet goed binnen het milieu en de omgangvormen van de gemeenschap passen, buiten worden gesloten: naast een godsdienstige bekering wordt dan ook nog een sociale bekering vereist. Als het gemeenschapsaspect niet in evenwicht is met de andere aspecten, dreigt het risico van een naar binnen gekeerde geloofsgemeenschap die niet meer open staat voor de wereldkerk en voor de wereld.
De Kerk als beweging
Bij de Kerk als beweging gaat het om de dynamiek van een groep mensen die iets wil met de Kerk. Het kan dan gaan om een groep die de Kerk wil betrekken bij een bepaald maatschappelijk probleem, zoals dat van de armoede in de derde of vierde wereld, of de situatie van vluchtelingen. Het kan ook om een groep gaan die het gelovig zijn op een bepaalde manier beleeft en die daar binnen de Kerk ruimte voor vraagt. Bij het aspect van beweging gaat het om gelovige mensen die van hun eigen bevlogenheid getuigen en die vanuit deze bevlogenheid, de Kerk in beweging willen krijgen. Het aspect van de beweging staat dus voor het geraakt zijn door een aspect van het christelijk geloof, dat een motor is voor een progressieve of conservatieve verandering binnen de Kerk. De beweging is flexibel en kan functioneren op plaatsen waar de Kerk als geheel nog niet kan zijn. Een risico van het bewegingsaspect is, dat de dynamiek als zodanig al positief wordt ontvangen, zonder dat de beweging inhoudelijk wordt beoordeeld. Als het bewegingsaspect niet in evenwicht is met de andere aspecten dreigt het gevaar van eenzijdigheid en vluchtigheid: de dynamiek beklijft niet.
De kerkelijke organisatie
Het katholieke geloofsleven is georganiseerd binnen parochies, die samen kunnen werken in grotere parochieverbanden. Daarbinnen is onder de verantwoordelijkheid van een pastoor, een pastoraal team werkzaam, doorgaans samen met groepen vrijwillig(st)ers, werkzaam op het vlak van de liturgie, de catechese, de diaconie en de gemeenteopbouw. De parochies en parochieverbanden vormen samen een dekenaat of een vicariaat, waaraan door een deken of een vicaris leiding wordt gegeven. Een aantal dekenaten of vicariaten vormt gezamenlijk een bisdom, ook wel diocees genoemd. Daaraan geeft een bisschop leiding, bijgestaan door een bestuursorgaan. Enkele bisdommen samen vormen een kerkprovincie met een aartsbisschop of kardinaal aan het hoofd. De kardinalen helpen de paus bij het besturen van de wereldkerk. Er zijn dus eigenlijk drie bestuurslagen: paus, bisschop en pastoor. Dit is een efficiënt systeem voor een wereldwijde organisatie dat werkt volgens het principe van subsidiariteit: probeer zoveel mogelijk verantwoordelijkheid zo laag mogelijk te leggen.