Het woord ‘heilig’ in heiligen hangt samen met ‘heil’ dat ‘geluk’ betekent, en is afgeleid van ‘heel’, een heel mens zijn. Je kunt hier op aarde heilig leven, en na je dood heilig verklaard worden. Maar dat laatste hoeft niet. Het woord ‘martelaar’ betekent tegenwoordig nogal eens dat iemand zichzelf en anderen met een bom opblaast. Maar dat was niet de oorspronkelijke betekenis! Iemand die tot in de dood vasthield aan zijn geloof, een geloofsgetuige, Grieks: ‘martys’, was een martelaar. Ook martelaren zijn heiligen.
Heiligen
Heiligen zijn mannen of vrouwen die onder Gods bijzondere bescherming stonden tijdens hun leven en in wie Gods genade zich op een zeer duidelijke wijze manifesteerde. Als een geloofsgemeenschap in de oude Kerk meende dat iemand uit hun midden een heilige was, werd zijn/ haar lichaam opgegraven (elevatio). Dat werd vervolgens naar het altaar in een kerk gebracht (translatio). Daar werden de stoffelijke resten opnieuw begraven (depositio). Scherpe criteria voor een canonisatie bestonden niet.
Martelaren
Martelaren zijn mensen die – ondanks vaak wrede martelingen – standvastig blijven in het geloof. Door de dood gaan ze over naar de hemel. Medechristenen zorgden voor de begrafenis van hun lichaam. Op hun sterfdag kwam men jaarlijks samen bij het graf. Immers, hun sterfdag was tevens een feestdag: op die dag waren ze de hemel binnengegaan. Later bouwde men kerken boven die graven. Na 313 konden christenen hun geloof openlijk belijden. De vervolgingen hielden op. Dan ontstaat een ander type heilige: mannen, vrouwen en kinderen die het christelijk geloof soms ook prediken en uitdragen zonder dat ze belaagd worden.
Heiligverklaring
Vanaf het jaar 1000 werd het pauselijk gezag steeds sterker. Ook de heiligverklaring werd langzamerhand onderworpen aan regels. Een canonisatie kon eerst plaatsvinden, nadat voldaan was aan drie criteria: de heilige in spe moet de leer van de kerk hebben uitgedragen, hij/ zij moet een onberispelijk leven hebben geleid en er zou na zijn/ haar overlijden minstens een wonder moeten hebben plaatsgevonden op zijn of haar voorspraak.